Posts tonen met het label genealogie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label genealogie. Alle posts tonen

donderdag 10 oktober 2013

Manet: the French connection

Binnenkort, op 28 oktober, is het 150 jaar geleden dat de beroemde franse schilder Eduard Manet (1832-1883) en de Zaltbommelse Suzanne Leenhoff (1829-1906) elkaar het 'ja-woord' gaven voor de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van Zaltbommel. Later die dag volgde de kerkelijke inzegening van het huwelijk in de Sint Maartenskerk van het stadje. Dit opmerkelijke huwelijk is in Zaltbommel algemeen bekend, maar buiten de stadsmuren nog allerminst. Suzanne was de oudste dochter van de Zaltbommelse beiaardier, muziekleraar en organist Carolus Antonius Leenhoff (1807-1878) en Martina Adriana Johanna Ilcken (1807-1876). Artistiek talent zat in de familie. Suzanne bleek een begenadigd pianiste en haar jongere broer Ferdinand (1841-1914) werd later een veel geprezen beeldhouwer in Frankrijk en Nederland.

Romantisch klokkenspel
Suzanne vertrok waarschijnlijk in 1847 met enkele broers en zusters en haar moeder naar Parijs, waar haar oma toen al verbleef. Waarom Suzanne en de andere telgen Leenhoff naar Parijs vertrokken is onbekend. In ieder geval leerde ze daar de familie Manet kennen, die vlak bij haar oma woonde, toen zij aan broers van Edouard pianoles gaf. Omstreeks 1849 kreeg Suzanne waarschijnlijk een verhouding met Eduard.
Bommelaar A. van Anrooy heeft in het charmante boekje 'Impromtu' opgetekend dat Suzanne naar Parijs was gegaan door een opmerkelijke ontmoeting met de beroemde pianist Fransz Liszt (1811-1886). Liszt heeft in 1842 over de rivier de Waal gereisd van Nijmegen naar Rotterdam en zou toen het mooie spel van vader Leenhoff op het klokkenspel van de Bommelse Gasthuistoren gehoord hebben. Liszt stapte van de boot en bracht vervolgens een bezoek aan de familie Leenhoff. Daar luisterde hij naar Suzanne die piano speelde. Liszt zou toen geadviseerd hebben dat ze eens in Parijs verder moest studeren. Van een taalbarrière tussen Liszt en de familie Leenhoff was bij deze veronderstelde ontmoeting blijkbaar geen sprake. Een bewijs van het bezoek aan Zaltbommel is tot op heden echter nooit gevonden. Ik vind het ook twijfelachtig dat de 'puber' Suzanne het advies zo in gedachten hield dat ze daarom vijf jaar later naar Parijs vertrok. Bij familieleden van de moeder van Suzanne (Haaxman) was dit verhaal ook helemaal niet bekend. Bovendien trok niet alleen zij, maar bijna de gehele familie naar Parijs wat toch wel opmerkelijk is.

In 1852 beviel Suzanne van een zoon, Leon Koëlla. De vader is onbekend. Leon werd later in de kring van Manet voorgesteld als het jongere broertje van Suzanne. Edouard Manet huwde Suzanne na het overlijden van zijn vader. Er zijn theorieën dat Leon een kind zou zijn van de vader van Edouard. Leon is door Edouard Manet in ieder geval nooit erkend.

Artistiek
Hoe dan ook, in Parijs komt de familie Leenhoff in artistieke kringen terecht. Twee zussen van Suzanne trouwen ook met franse schilders. Suzanne Mathilde huwde Jospeh Mezzara (1820-1901), een leerling van Arij Scheffer (1795-1858). Een zoon uit dit huwelijk, Charles, kwam in 1882 voor enige tijd naar Zaltbommel. Net als zijn vader was hij schilder. Het museum Stadskasteel Zaltbommel bezit werken van zowel vader als zoon Mezzara. Zus Martina Leenhoff trad in het huwelijk met de schilder Jules Louis Joseph Vibert (1815-1879). Suzanne Leenhoff (madame Manet) en ook haar zoon Leon Koëlla zijn geregeld geportretteerd op schilderijen van Manet. Ook de zwagers van Manet vinden we in zijn schilderijen. Zo is Ferdinand te zien op één van de beroemste werken van Manet 'Le déjeuner sur l'herbe' uit 1863.

Voor het Streekarchief Bommelerwaard is de huwelijksakte van Manet een topstuk. Een onverwacht topstuk is een authentiek afschrift van zijn geboorteakte. Het afschrift moest voor de ambtenaar van de Burgerlijke Stand overgelegd worden en is nu onderdeel van de serie 'huwelijksbijlagen'. In Parijs is de originele akte verloren gegaan tijdens de roerige periode van de Commune (1871). De huwelijksakte en alle bijbehorende huwelijksbijlagen zijn ter inzage op onze website.

Sil van Doornmalen,
adjunct-streekarchivaris.

* Voor de werken van Joseph en Charles Mezzara in de collectie van het Stadskasteel Zaltbommel zie de website: Collectie Gelderland

donderdag 12 september 2013

Gerechtigheid

Deze maand heeft het Streekarchief Bommelerwaard alle bewaarde registers betreffende de vrijwillige (voluntaire) rechtspraak van Bommelerwaardse gerechtsbanken van voor 1811 op de website ter inzage gezet. In de Bommelerwaard worden dit de geloftesignaten genoemd.

Rijke bron
De vrijwillige rechtspraak betreft zaken waarbij geen proces (geding) tussen partijen plaats vond. Het betreft veelal aangelegenheden die elders in 'Nederland' voor een notaris werden vastgelegd. In Gelderland waren echter tussen ca. 1600 en 1811 nauwelijks tot geen notarissen werkzaam. De geloftesignaten zijn een rijke bron voor historisch en genealogisch onderzoek waarin men onder andere transporten van aan- en verkoopovereenkomsten aantreft, obligaties, volmachten, boedelscheidingen, huwelijkse voorwaarden, testamenten, borgstellingen enzovoorts. De registers beginnen in de zestiende eeuw. Het oudste signaat is een register van de bank van Nederhemert uit de periode 1513 - 1527. Het merendeel heeft betrekking op de periode na 1600. Alle 228 bewaarde registers voor de Bommelerwaard zijn gedigitaliseerd en op de website van het streekarchief te raadplegen.

Banken
De gerechtsbank (vaak kortweg 'de bank' genoemd) van Zaltbommel omvatte aanvankelijk de Bommelerwaard en de Tielerwaard, met uitzondering van de plaatsen met hoge jurisdictie waar men zelf uitspraak deed in geschillen. Dat waren de 'hoge heerlijkheden' langs de Maas in de Bommelerwaard: Poederoijen, Nederhemert, Ammerzoden en Hedel. De Zaltbommelse bank deed tot 1335 uitspraak in civiele en criminele rechtspraak. Bij hertogelijk besluit van 27 maart 1335 volgde een opsplitsing van het rechtsgebied van Zaltbommel en werden vier nieuwe hogere gerechtsbanken ingesteld, namelijk de banken van Tuil en Deil in de Tielerwaard en die van Zuilichem en Driel in de Bommelerwaard. Aan deze banken werd de civiele rechtspraak overgedragen. De criminele zaken bleven voor de bank van Zaltbommel komen. De jurisdictie van deze vier nieuwe gerechtsbanken omvatte een groter gebied dan de plaatsen zelf. In de Bommelerwaard vielen onder de bank van Driel ook de kernen Rossum, Hurwenen, Velddriel, Hoenzadriel en Oensel. De bank van Zuilichem strekte zich ook uit over Aalst, Nieuwaal, Gameren, Kerkwijk, Bruchem, Delwijnen en Brakel.

Een gat van twee honderd jaar
Omdat de gerechtsbanken al in 1335 zijn opgericht en de oudste registers pas in de 16e eeuw beginnen zitten we met een 'gat' in de historie van ruim 200 jaar. In de 14e en 15e eeuw zijn wel akten door de schepenen uitgegeven, maar er zijn helaas geen registers (protocollen) van bewaard gebleven. Heel welkom is daarom het initiatief van P. van Maanen om allerlei bronnen en archieven na te speuren op akten die zijn uitgevaardigd door één van de gerechtsbanken van Tuil, Deil, Driel, Zaltbommel en Zuilichem. Voor elke bank wordt een website opgezet met daarin gegevens van de akten uit de periode voordat de registers bewaard zijn gebleven. Met de bank van Tuil is de heer van Maanen, met hulp van anderen, het verst gevorderd. Met de banken Zuilichem en Zaltbommel is een begin gemaakt nu het Streekarchief Bommelerwaard de geloftesignaten van de deze banken online heeft gezet.

Digitale oorkondenboeken

Oorkonde, akte of charter zijn benamingen voor plechtig opgestelde, officiële stukken. De sites van de heer Van Maanen vormen als het ware digitale 'oorkondenboeken', de 'ouderwetse' uitgaven op papier van oude akten. De meeste oorkondenboeken stoppen echter in de 14e eeuw. Dit project gaat door tot de 16e eeuw. De in het verleden uitgegeven oorkondenboeken, waaronder die van Gelre en Zutphen, zijn overigens digitaal te raadplegen via de website Historici.nl van het instituut Huygens ING (onderdeel KNAW) en het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap, de beroepsorganisatie van historici in Nederland.

Sil van Doornmalen,
adjunct-streekarchivaris

Voor de sites van de heer Van Maanen, zie:
www.bankvantuil.nl
www.bankvandeil.nl
www.bankvanzaltbommel.nl
www.bankvanzuilichem.nl

woensdag 21 augustus 2013

De dood in beeld

Afgelopen vrijdag werd prins Friso in besloten kring begraven. De lokatie van de dienst en de begrafenis was afgeschermd en publiek werd op afstand gehouden. Met geregiseerde vrijgegegeven foto- en filmbeelden kreeg 'het volk' toch een inkijkje in dit verdrietige moment voor de familie Van Oranje. Het was balanceren tussen persoonlijk verdriet en de publieke behoefte (nieuwsgierigheid).

De belangstelling voor de dood of de begrafenis van bekende personen is niet iets van recente tijd, hoewel de mogelijkheid van moderne media de zaken wel extreem vergroten. Vroeger was er die behoefte ook, maar verschenen de verslagen in de kranten met enige vertraging en waren er geen 'live beelden', maar gravures die afgedrukt werden of te koop waren. De komst van de fotografie brengt hierin de eerste verandering. Er komen foto's van begrafenissen en van de overledene op zijn doodsbed of in de kist, post-mortem foto's genaamd.
Vanaf het begin van de fotografie is de dood vastgelegd. Veel professionele fotografen in de 19e eeuw portretteerden dode mensen. In het bijzonder pasgestorven beroemdheden en vorsten werden op serene wijze gefotografeerd. De foto nam daarbij de plaats in van het dodenmasker, een afgietsel in was of gips van een dood persoon. Dodenmaskers werden gemaakt om de gelaatsuitdrukking van een persoon te behouden waarmee later bijvoorbeeld portretten konden worden gemaakt, een functie die de fotografie overnam.

Een van de eerste begrafenissen in de Bommelerwaard waarbij fotografie om de hoek kwam kijken was van de Zaltbommelse burgemeester Jacobus Thooft. Op zijn begrafenis in 1872 werd aan de dragers van de kist 'diens welgelijkend photographisch portret tot aandenken' uitgereikt. Het was geen post-mortem foto maar een portretfoto op carte-de-viste formaat van de burgervader van omstreeks 1865. Van een andere Zaltbommelse burgemeester, Cornelis Peter Lenshoek, zijn de eerste bekende foto's van een begrafenis zelf. Ze zijn gemaakt begin februari 1901 door de in Zaltbommel gevestigde fotograaf Johannes van Rijn. Die foto's zijn mogelijk ook verkrijgbaar geweest voor derden. Zaltbommel was dat jaar in rouw. Drie maanden na de burgemeester overleed op 27 mei 1901 plotseling de gemeentesecretaris. Ook van diens begrafenis maakte Van Rijn een foto.

Vanaf 1900 verschijnen meerdere foto's van begrafenissen van notabele inwoners uit de streek. In de collectie van het streekarchief zitten daarvan verschillende voorbeelden, zoals bijvoorbeeld van de uitvaart en bijzetting in het familiegraf van notaris H.C. de Jong uit Ammerzoden of telgen van de Zaltbommelse familie Philips. Met de opkomst van geïllustreerde tijdschriften na 1900 zoals de Prins, of later Gelderland in woord en beeld werden foto's van begrafenissen ook opgenomen in 'de bladen'.

In de collectie van het streekarchief berusten ook post-mortem opnamen uit de jaren 1950-1960 vervaardigd door Fotobureau Het Zuiden. Deze foto's zijn uit piëteitsoverwegingen vooralsnog niet openbaar.

Sil van Doornmalen,
adjunct-streekarchivaris.

NB. van 8 maart t/m 15 juni 2003 organiseerde het Haags Fotomuseum een tentoonstelling over post-mortem fotografie: Mortalis. Het beeld van de dood in de fotografie

woensdag 20 maart 2013

Belasting en genealogie

Bijna is het weer zover. Op 1 april worden we geacht onze inkomensbelastingaangifte ingediend te hebben. Het blijft een dankbaar onderwerp voor discussie, geklaag en burgerlijke ongehoorzaamheid. Dat is nu zo, maar vroeger niet minder. Belastingperikelen zijn van alle tijden.
In 1749 waren de financiën van het toenmalige Kwartier van Nijmegen niet florissant. De Bommelerwaard maakte toen deel uit van die regio. Om 'het huishoudboekje' op orde te krijgen vaardigden de staten van het kwartier een plakkaat (een openbare bekendmaking) uit waarin alle dorpsbesturen werden opgeroepen om een adequate lijst te maken van alle woningen, hun bewoners en nog wat zaken. Niet alle inwoners werden geregistreerd met naam. Voor de belasting heffing was de naam van de eigenaar van een woning en de - mannelijke - hoofdbewoner van belang. Van kinderen werd alleen het aantal opgegeven, ingedeeld naar enkele leeftijdsklassen. De echtgenotes blijven meestal onbekend. Een enkele keer zijn ze bij naam genoemd als weduwe ("De wed. Jan van Boxel") of bij de vermelding van een weduwnaar ("Cornelis van der Salm weduw. Metje Coeters"). Inwonende familieleden, knechten en dienstmeiden worden soms wel en soms niet met naam genoemd.

Het geheel kon worden ingevuld op (voorbedrukte) lijsten die verdeeld waren in twaalf kolommen. Van de Drielse opgave is geen formulier bewaard maar een geschreven staat. Het Streekarchief Bommelerwaard heeft de bewaard gebleven kohieren (een oude term voor belastingregister) voor de streek gedigitaliseerd en geïndexeerd. Het zijn de kohieren van Brakel, Driel (Kerkdriel, Velddriel en Hoenzadriel), Hedel, Hurwenen, Nieuwaal en Rossum. Hierin worden zo'n 1050 personen met (achter)naam genoemd. De opgaven van de andere Bommelerwaardse dorpen hebben voor zover bekend de tand des tijds niet overleefd. Deze kohieren zijn prachtige bronnen voor genealogisch en sociaal-economisch onderzoek. Omdat alle bewoonbare woningen opgenomen werden (woning is soms een te groot woord en dan wordt gesproken van 'hut') zijn de lijsten een soort volkstelling avant-la-lettre.


Een blad uit het belastingkohier van Nieuwaal 1750

De omschrijvingen van de woningen en de persoonlijke omstandigheden van de inwoners zijn soms prachtig plastisch en direct beschreven. De huizen variëren van 'huijsmanswooning', arbijtswooning', een 'boerehuijs', een 'goet', 'gering', 'slegt' of 'vervallen huijs' tot een 'hutje'. De inwoners zijn in redelijke doen of arm, 'levende van den armen' zoals men schrijft, 'onmondig', of 'onnosel'. Voor de laatste aanduiding zouden wij nu zeggen 'verstandelijk beperkt'. De grootmoeder van Abram Joppe uit Brakel is 'stok oud en blindt'. Naast de beroepen (arbeider, "boerke" of "bouwerije", smid, spinster, kleermaker, timmerman enzovoorts) wordt een enkele maal ook een functie vermeldt zoals schout en secretaris.
Voor de belastingheffing werd er gekeken naar het beroep dat men uitoefende, het aantal paarden dat men bezat, het aantal vuurplaatsen in een huis (haarden, ovens) en de aanslag in de 'gemene middelen' (de bijdrage in de algemene kosten van het kwartier) op basis van de 'cumsumtie', het totaal dat men betaalde aan hoofd-, haard-, geslacht- en zoutgeld en gemaal-, wijn- en bieraccijns.

Ga naar de registers op www.streekarchiefbommelerwaard.nl

Sil van Doornmalen,
adjunct-streekarchivaris

Literatuur:
* S.E.M. van Doornmalen, Opname van huizen en personen te Driel in 1750 (Zaltbommel 1989) Bommelerwaardse Bronnen 4
* J.J.A. Buylinckx, Hedel in 1750 (Zaltbommel 1991) Bommelerwaardse Bronnen 12

dinsdag 18 december 2012

Kerstkindjes

Over enkele dagen is het 25 december en wordt Kerstmis gevierd, het kerkelijke feest waarbij mensen in de westerse-christelijke wereld stilstaan bij de geboorte (althans volgens de bijbelse evangeliën van Lucas en Mattheus) van Christus. In de Russisch-orthodoxe Kerk wordt het feest later gevierd omdat men daar de oude Juliaanse kalender nog gebruikt. Mijn eigen familie kent twee 'kerstkindjes'. Reden om eens in de database met genealogische gegevens van het Streekarchief Bommelerwaard op te zoeken hoeveel kinderen er met Kerstmis geboren zijn sinds de invoering van de Burgerlijke Stand in 1811. Voor 1811 is het lastig zoeken omdat toen in de meeste gevallen de doop werd geregistreerd en niet de geboortedag.

In de Bommelerwaard zijn er in de periode 1811-1912 (de periode van de Burgerlijke Stand die nu openbaar is) 64.283 kinderen geboren. Daarvan zijn er 205 op 25 december geboren, waaronder 6 tweelingen. Een dag later, 26 december is in West-Europa ook een kerstdag. Dat is echter niet overal in de wereld het geval, daarom tel ik die hier niet mee. Het gaat om de 'echte' kerstkindjes. Machtildis van Alem uit (Kerk)Driel, geboren in 1812, was het eerste kerstkindje sinds de invoering van de Burgerlijke Stand.

Gemiddeld zijn er over de periode van 110 jaar per kalenderdag (bij 365 dagen per jaar) net iets meer dan 176 kinderen in totaal geboren. De kerstdag is dan met 205 geboorten toch aanzienlijk meer in trek bij de borelingen. Als negen maanden terug wordt geteld, dan komen we in de christelijke kalender op de dag van 'Maria Boodschap', of te wel de aankondiging (annunciatie) van de geboorte van Jezus aan Maria. Volgens evangelist Lucas kwam de aartsengel Gabriël in Nazareth Maria vertellen dat ze was uitverkoren om de Zoon van God ter wereld te brengen. Het is geen toeval dat deze 'boodschap' zo goed als samenvalt met het begin van de lente, het begin van nieuw leven. Het lijkt er in ieder geval op dat de Bommelerwaarders de lente ook goed ingeluid hebben!

Opvallend in de Bommelerwaardse cijfers is dat er in de gemeente Driel/Maasdriel beduidend meer (relatief en absoluut) kinderen op kerstdag zijn geboren in vergelijking met de andere plaatsen in de streek. In de grootste plaats, Zaltbommel, werden 31 kerstkinderen geboren. In Driel/Maasdriel 40. Zou het daar Godvruchtige grond zijn?

Sil van Doornmalen,
adjunct-streekarchivaris.

maandag 26 november 2012

Deportatie joodse inwoners Zaltbommel 1942-1943

Zondag 18 november werd in Zaltbommel stilgestaan bij de deportatie van joodse inwoners uit de stad, samen met enkele israëlitische families uit Rossum en Herwijnen, naar de Duitse vernietigingskampen. Zeventig jaar geleden, op 19 november 1942, vond het eerste transport plaats. Een halfjaar later, op 8-9 april 1943 volgde een tweede transport. Van het eerste transport is bekend hoe het verlopen is. Nadat de opgepakte joodse inwoners verzameld waren in de plaatselijke ontspanningszaal van het Nut, aan onderduiken dachten de meesten niet, werden ze omstreeks vijf uur in de ochtend per trein naar kamp Westerbork vervoerd. Van het tweede transport is zelfs de exacte datum niet duidelijk. De mensen zijn waarschijnlijk per bus naar kamp Vught gebracht. Een ingrijpende gebeurtenis in de geschiedenis van de stad en de eens bloeiende plaatselijke joodse gemeenschap in het bijzonder.

Des te opmerkelijker is dat het streekarchief niets bewaart dat herinnert aan dit drama. Het archief van het Israëlitisch kerkgenootschap van Zaltbommel is bijna gehele verloren gegaan. Waarschijnlijk door de Duitsers in beslag genomen en vernietigd; net als de mensen.... Foto's zijn voorzover bekend niet gemaakt. Reden te meer om het herdenken niet te vergeten.

In het archief van de Joodse Raad is een bescheiden briefkaartje bewaard gebleven dat de geschiedenis van de deportaties in een notendop samenvat. Met het tweede transport vanuit Zaltbommel ging ook Abraham David van Gelder (1901-1943) uit Rossum mee. Vanuit kamp Vught stuurde hij op 2 juli 1943 via de Joodse Raad een kaartje naar de familie Van Osch in Rossum.

Beste vrienden, ik ga heden vertrekken met enkelende bestemming, eerst naar Westerbork & daarna naar P. (= Polen, SvD). Hoopelijk zie ik Hesje (= zijn vrouw Hester Mozes, SvD) & de kinderen. Bedankt voor de pakjes en niets meer sturen. Jullie weten, kop op en ik hou goeden moed. Wij komen met zijn allen terug met Gods hulp. Vele groeten, ook voor Jaap en Aria (?) en speciaal voor Jullie allen. Bram.
Op de voorzijde van de briefkaart: Tot wederziens in betere tijden. Als ik in Westerbork blijf schrijf ik nog wel en stuur dan maar weer pakketten. Bram.

Abraham David is op 7 juli 1943 in Sobibor vermoord. Zijn vrouw en kinderen (13, 9 en 6 jaar oud) twee dagen daarna…..

Sil van Doornmalen,
adjunct-streekarchivaris

Meer informatie:
- Over de joodse Zaltbommelse gemeenschap zie www.mikwe.org
- C. Kooman, Zaltbommel 1942-1945. Een gemeente onder nationaalsocialistisch bestuur (Zaltbommel 2008)
- Lijst van alle joodse oorlogslachtoffers op http://www.mikwe.org/Mikwe/In_Memoriam.html

woensdag 31 oktober 2012

Een dorp rond een kasteel

Twee weken geleden ontving het Streekarchief Bommelerwaard een bijzondere collectie uit de nalatenschap van mevrouw M.J. van Geffen - van Son (1919-2012) te Ammerzoden. Naast enkele boeken en archiefstukken gaat het om een rij van ruim een meter aan boekbanden met handgeschreven aantekeningen over de geschiedenis van Ammerzoden, genealogische informatie, prentbriefkaarten, foto's, archivalia, drukwerk, bidprentjes, prenten, tekeningen, krantenknipsels enzovoorts, verzameld door E.A. (Lies) van Geffen (1912-1968), de echtgenoot van mevrouw Van Geffen - Van Son. Van kinds af aan had Lies van Geffen materiaal verzameld over het verleden van zijn geboortedorp. In de Tweede Wereldoorlog moest hij uit Ammerzoden evacueren, maar nam - gelukkig - zijn verzameling mee, zodat die bewaard is gebleven en niet door oorlogsgeweld verloren is gegaan. Na de oorlog raakte hij geïnteresseerd in de restauraties van kasteel Ammersoyen en de daar tegenover gelegen kerkruïne.


In boek 9 schrijft Lies van Geffen onder andere over de mandenmakerijen in het dorp Ammerzoden. Hier een afbeelding uit dat boek met de mandenmakerij van M. de Raad in de Voorstraat.

In 1955 begon Lies van Geffen met groot enthousiasme aan het optekenen van historische wederwaardigheden van het dorp Ammerzoden. Hij gaf zijn kroniek de titel 'Ammerzoden, een dorp rond een kasteel' mee. Lies begon met het inplakken van de foto's en andere illustraties. Daartussen liet hij ruimte over om verhalen op te tekenen en zelf schetstekeningen te maken. Aan negenentwintig banden is Lies begonnen. Hij heeft ze helaas niet allemaal kunnen voltooien. De eerste vijf delen zijn compleet, de volgende delen zijn gedeeltelijk voltooid, de laatste banden bevatten alleen illustraties.


Het gemeentehuis te Ammerzoden. Op het bordes burgemeester Hoogen.

De banden bevatten een grote hoeveelheid aan onderwerpen die ter sprake komen: bewoning, bedrijvigheid, notabele inwoners, het kerkelijk leven, het gemeentebestuur, het verenigingsleven enzovoorts. In een aantal boeken wordt verhaald over de geschiedenis van kasteel Ammersoyen en de restauratie ervan. Lies maakte zelf tientallen foto's (ook enkelen in kleur) van de restauratie. Materiaal dat bij de eigenaar van het kasteel, de Stichting Geldersche Kasteelen, niet voorhanden is en nu nog van belang kan zijn bij bouwhistorisch onderzoek. Zo wordt er inmiddels heel anders gedacht over de vroegste bouw van kasteel dan tijdens de jaren van de restauratie. Voortschrijdend inzicht zogezegd...

Hier en daar veroorloofde Lies zich uitstapjes naar naburige dorpen in de streek. Zo komt al in boek 2 het naburige Well met zijn slot (Huis Malsen) uitgebreid aan bod. Boek 10 bevat documentatie over watersnoden, in het bijzonder de bijna-ramp in 1926. In boek 18 komen andere plaatsen in de Bommelerwaard aan bod. Het bevat mooie prentbriefkaarten en foto's van onder andere Hedel en Nederhemert. Boek 26 gaat over de familie van Lies van Geffen. Een enigszins vreemde eend in de bijt is boek 13. In dit deel is documentatie opgenomen over enkele Pausen. Lies was echter een gelovig man, kind van het rijke roomse leven. Bart van Helvoort uit Ammerzoden heeft enige jaren geleden met behulp van trefwoorden een handige toegang gemaakt op de boeken.

S.E.M. van Doornmalen,
adjunct-streekarchivaris.

Literatuur: S.E.M. van Doornmalen, E.A. van Geffen (1912-1968), kroniekschrijver van Ammerzoden, in: Tussen de Voorn en Loevestein 30(1994)nr.87 p.11-12

woensdag 19 september 2012

Het patentrecht een 19e eeuwse ondernemersbelasting

De verkiezingscampagne van de afgelopen weken waarin veelvuldig is gesproken over 'het creëeren van banen' of het 'eerlijk verdelen van de lasten' zijn een mooie aanleiding om eens te kijken naar een bijzondere ondernemersbelasting uit de negentiende eeuw.

Vrijwel die gehele eeuw moesten de meeste ondernemers - in de termen van destijds '[...] ieder, die eenigen handel, eenig bedrijf of beroep of eenige neering wil uitoefenen [...]' een rijksbelasting betalen; het patentrecht. Het 'recht' was een belasting met het karakter van een vergunningenstelsel. Als je de belasting had voldaan kreeg je een bewijs, het patent, uitgereikt dat voor één jaar geldig was.

Het patentstelsel is eind 1805 ingevoerd en in 1893 afgeschaft. In 1819 vond er een belangrijke aanpassing plaats die de basis vormde voor de wetgeving gedurende de gehele negentiende eeuw. Al direct bij het begin van de regeling waren sommige beroepen vrijgesteld of uitgesloten van de belasting (ambtenaren, advocaten, landbouwers, arbeiders). De vraag 'wie wel en wie niet' hield onvermijdelijk de gemoederen bezig. Stof tot discussie was ook de indeling in klassen van de verschillende 'ondernemingen' die in beginsel de hoogte van de aanslag bepaalde. De wet is in de negentiende eeuw veelvuldig aangepast.

De inning van het patentrecht heeft een reeks archiefstukken in de gemeentearchieven opgeleverd, waarvan (helaas) veel verloren is gegaan. Het patent werd aangevraagd in de plaats waar men woonde. Aan een ondernemer werd een aangiftebiljet uitgereikt. Dit werd bijgehouden in een register van 'patentschuldigen'. Vervolgens verstuurde de gemeente een aanslagbiljet. Als die aanslag voldaan was kreeg de ondernemer een patent uitgereikt. Aan wie de patenten waren uitgereikt werd bijgehouden in een register met de voor de hand liggende naam 'register van uitgreikte patenten'.

Er is nog een andere, meestal vergeten, bron waarin de betaling van het patent kan worden opgespoord: de gemeentelijke registers van directe belastingen. De patentbelasting vormde samen met de personelebelasting en de grondbelasting de drie directe belastingen van het rijk; belastingen die te maken hadden met het inkomen. Deze drie belastingen waren van belang bij het bepalen of men kiesrecht had of niet. In de negentiende eeuw had Nederland namelijk nog een censuskiesrecht: stemrecht hadden alleen mannelijke inwoners die een bepaalde som aan directe belastingen betaalden.

In de archieven van het Streekarchief Bommelerwaard is voor de onderstaande plaatsen en genoemde jaren infomatie te vinden over het patentrecht:

  • Alem 1806 - 1810
  • Brakel 1813, 1878 – 1883, 1889 – 1894
  • Driel (Kerkdriel/Velddriel) 1811 – 1878 (incompleet)
  • Nederhemert 1818, 1822
  • Poederoijen/Aalst 1878 – 1883, 1888 – 1894
  • Rossum 1856 - 1894
  • Zuilichem 1815, 1826 - 1827, 1845
  • Zaltbommel 1806 – 1810

Van een aantal plaatsen zijn registers van directe belastingen bewaard waarin zoals gezegd ook de betalingen van het patentrecht zijn opgenomen:

  • Driel 1866 - 1900
  • Gameren/Nieuwaal 1852 - 1887
  • Rossum 1861 - 1887
  • Zuilichem 1851 - 1895

De stukken over het patentrecht zijn een mooie bron bij genealogisch onderzoek. De gegevens over het beroep van een voorouder zijn veel accurater dan de vermeldingen in bevolkingsregisters en over een reeks van jaren te volgen.

Literatuur: P.M.M. Klep, A. Lansink en W.F.M. Terwisscha van Scheltinga, De registers van patentplichtigen 1805-1893 ('s-Gravenhage, 1e herziene uitgave 1985) (Broncommentaren II)

S.E.M. van Doornmalen
adjunct-streekarchivaris

donderdag 23 augustus 2012

Genealogie in fotoportret

Wie kent ze niet uit het oude familiefotoalbum, kleine portretfotootjes geplakt op een kartonnetje. Het was de fransman A.A.E. Disdéri (1819-1889) die in 1854 het fotoportret in de vaart der volkeren opstootte. Hij nam een patent op zijn idee om op één negatief (toen nog een glasplaat) meerdere opnamen te maken. Deze methode betekende een flinke kostenbesparing en het portret werd betaalbaar voor een grote groep mensen. Disdéri werd er schatrijk mee.

De fotootjes die hij zo maakte hadden een afmeting van ongeveer 9 x 6 centimeter en werden al snel op een iets groter kartonnetje geplakt. Dat had ongeveer de afmeting van de toen gangbare visitekaartjes in Frankrijk, vandaar de naam carte-de-visite. Ook in de Bommelerwaard drong de carte-de-visite snel door. Tot de eersten die zich op fotopapier lieten vastleggen behoorden de adellijke dames en heren in de streek. Zo spendeerde G.A.J. baron van Randwijck uit Rossum in 1868 en 1871 vele guldens aan portretfotootjes bij verschillende fotografen. De plaatselijke notabelen en herenboeren in de dorpen en in Zaltbommel volgden op de voet.

De afgelopen tien jaar heeft het Streekarchief Bommelerwaard verschillende fotoalbums en losse aanwinsten gekregen met cartes-de-visite. Onlangs zijn ruim 400 van deze portretfotootjes toegevoegd aan de beeldbank op de website. Aan de beschrijving ervan wordt nog gewerkt, voor zover dat mogelijk is. Helaas is namelijk in veel gevallen niet genoteerd wie de geportretteerde is. U hulp bij het beschrijven is daarom heel welkom. Soms zitten er opmerkelijke opnamen bij zoals bij een serie opnamen van de familie Boland-Van Slingelandt uit Well, waar van de hond Castor ook een portret is gemaakt!

Cartes-de-visite zijn dankbaar illustratiemateriaal voor genealogen. Voorouders worden bijna tastbaar. Familietrekken zijn herkenbaar. Het portret is ook confronterend: fysieke onvolkomenheden zijn soms te zichtbaar! De getrouwheid en de detaillering was wennen voor de mensen die flateuze schilderingen gewend waren. Een zuster van Karl Marx verzuchtte in 1867 aan een schoonzus 'De foto's vind ik niet geslaagd, ze zijn geen zes gulden waard, omdat ze je echt veel te onvoordelig laten zien'.

Fotoportretten geven een prachtig tijdsbeeld weer, een inkijkje in het leven van destijds. Vaak werden de cartes-de-visites gemaakt bij belangrijke momenten in het leven zoals de babytijd, de eerste heilige communie of geloofsbelijdenis, een verloving of een huwelijksjubileum. Soms ook bij een droevige gebeurtenis zoals de dood. In 1872 liet mr. J. Thooft, burgemeester van Zaltbommel, op zijn begrafenis aan de dragers van de kist 'namens den ontslapene, diens welgelijkend photographisch portret tot een aandenken' uitreiken. De foto's onthullen ook iets van de sociale status door de klederdracht en attributen die men op de foto bij zich heeft, maar ook door de locatie waar de foto gemaakt is. In de negentiende eeuw gingen notabelen bijvoorbeeld kuren in Duitse en Franse kuuroorden, bij welke gelegenheid ze ook portretten lieten maken.

Literatuur: S.E.M. van Doornmalen, 'Zo goed als deze silhouetten maar kunnen zijn'. De oudste foto's van de Bommelerwaard 1848-1914 (Zaltbommel 2003)

S.E.M. van Doornmalen
adjunct-streekarchivaris

woensdag 28 september 2011

Doodsbriefjes

Overlijdensverklaringen met vermelding doodsoorzaken in Streekarchief Bommelerwaard.

Rob van Drie schreef in het septembernummer van 'Genealogie', het blad van het Centraal Bureau voor Genealogie, een lezenswaardig artikel over Het Doodsbriefje (verklaring van overlijden). De verklaringen van overlijden werden ingevoerd in 1865. Vanaf 1926 werden twee verklaringen gemaakt, het doodsbriefje A met een beknopte omschrijving van de doodsoorzaak en een doodsbriefje B met een uitgebreidere verklaring. Vanaf 1 april 1956 bevat het doodsbriefje A niet meer de exacte doodsoorzaak.
Van Drie schrijft over de doodsbriefjes vanaf 1865 en de doodsbriefjes A vanaf 1926 tot 1956, die in de gemeentelijke archieven terechtkwamen: 'veel van die briefjes zijn inmiddels vernietigd. Een gemeente kan en hoeft niet alle documenten te bewaren. Bij de bepaling van wat wel en niet bewaard moet worden, maakt men gebruik van een landelijke selectielijst. Daarop komt de 'verklaring van overlijden' voor als een document dat mag worden vernietigd.' Dat is niet helemaal waar. De huidige selectielijst voor gemeenten (Selectielijst voor archiefbescheiden van gemeentelijke en intergemeentelijke organen opgemaakt opgemaakt of ontvangen vanaf 1 januari 1996) bevat inderdaad die bepaling, maar die selectielijst heeft – de titel zegt het al - slechts terugwerkende kracht tot 1996 en gaat dus in het geheel niet over de doodsbriefjes tot 1956. Voor stukken van vóór 1996 gold en geldt nog steeds de Vernietigingslijst van 1983 en daarin staat dat de overlijdensverklaringen met vermelding van doodsoorzaak vernietigd mogen worden indien de doodsoorzaak is vermeld op de persoonskaart. Dat impliceert dat indien die doodsoorzaak niet op de persoonskaart staat, de overlijdensverklaring bewaard moet worden. De genoemde lijst uit 1983 had een voorganger uit 1948. Daarin wordt met zoveel woorden gesteld dat de overlijdensverklaringen bewaard moesten worden. Van Drie stelt dat vanaf de invoering van de persoonskaarten in 1939 de doodsoorzaak op de persoonskaart werd overgenomen van het doodsbriefje. Als dat altijd zo zou zijn zouden vanaf 1983 (ook met terugwerkende kracht tot 1939) de verklaringen van overlijden inderdaad mogen worden vernietigd, zoals hierboven ook is betoogd.

Ik weet niet hoe het in andere gemeenten was geregeld, maar van de dertien gemeenten die de Bommelerwaard van 1939 tot 1955 kende (Ammerzoden, Brakel, Gameren, Hedel, Heerewaarden, Hurwenen, Kerkwijk, Maasdriel, Nederhemert, Poederoijen, Rossum, Zaltbommel en Zuilichem) was er geen enkele die de doodsoorzaak noteerde op de persoonskaarten.

Dat leidt tot de conclusie dat de verklaringen van overlijden met vermelding van doodsoorzaken van die gemeenten niet vernietigd hadden mogen worden. In veel gemeenten is dat toch gebeurd. Voor het overzicht van bewaard gebleven verklaringen in de gemeentelijke archieven die berusten bij het Streekarchief Bommelerwaard: klik hier. Van de overige gemeenten zijn dergelijke verklaringen dus niet (meer) aanwezig.


Jan Buylinckx,
streekarchivaris